Mercedes-Benz 220

De Mercedes 220 was naast de Mercedes 300 één van de eerste luxe Duitse auto’s na de Tweede Wereldoorlog. Net als deze Mercedes 300 werd ook de Mercedes 220 in 1951 op de internationale autotentoonstelling in Frankfurt am Main gepresenteerd. Intern noemde men het model ook wel W187. In de loop van de volgende vier jaar werden er vervolgens verschillende opvolgermodellen geproduceerd waarbij het productieaantal en de prijs varieerden.

De technische basis voor de nieuw ontwikkelde zescilindermotor van de Mercedes 220 was het chassis van het model 170S. Daarbij werd de motorruimte verlengd en werden de koplampen in de vrijstaande spatborden geïntegreerd. De Mercedes 220 oogde daarmee slanker en sportiever dan de Mercedes 300. Een cilinderinhoud van circa 2,2 liter met bovenliggende nokkenas (ohc) zorgde voor een prestatievermogen van 80 pk (59 kW) en maximumsnelheden van 140 tot 150 km/u. Daarom was de Mercedes 200 aan de voorwielen met dubbele remmen uitgerust.

Aanvankelijk waren er drie varianten van het Mercedes 220 model verkrijgbaar: een sedan, een cabriolet A en een cabriolet B. Daar kwamen van 1952 tot 1953 dan nog 41 open toerwagens voor de politie bij. In december 1953 werd de Mercedes 220 op wens van prominente persoonlijkheden, zoals het officieel heette, ook nog als coupé op de markt gebracht. Deze coupé, die in een oplage van 85 stuks geproduceerd werd, geldt als exclusiefste model uit de serie. Zo kreeg hij vanaf 1954 samen met de cabriolet A een beter presterende motor met 85 pk (63 kW) en kostte hij circa 10.425 euro. Met een stalen schuifdak kostte hij zelfs 11.000 euro. In totaal werden er 16.066 sedans, 1.278 cabriolets A, 997 cabriolets B, 85 coupés, 47 onderstellen voor combicarrosserieën en 41 open politieauto’s van de Mercedes 220 geproduceerd. Uiteindelijk werd de Mercedes 220 in 1955 opgevolgd door het nieuwe pontonmodel 220S.